40 Dagen – Dag 40

Ik ken een prachtig meisje
Vroeger sprak ik haar nog weleens
rond de universiteit of ergens in de stad
Nu zie ik haar alleen nog maar op foto’s
in dure kleren, met grote kapsels
Ze trekt koude maar zwoele gezichten
Er staan merknamen om haar heen

Ze heeft volgers in de duizenden
op Facebook, vooralsnog
en elke nieuwe foto van haar trekt een lofzang
Toch denk ik iedere keer dat ze mooier was
toen ze minder make-up droeg
en haar spontane glimlach
niet meteen een trotse vermelding nodig had
op haar profiel

40 Dagen – Dag 39

We gingen op reis, zonder geld,
dus we bleven in onze stad
We spraken met niemand,
vermeden iedereen
Als een onbekende plots de hoek om kwam
doken wij een portiek in
Het enige wat ze van ons meekregen
waren whatsappjes zonder uitleg
en onduidelijke foto’s
Het avontuur verzonnen we
er zelf bij

40 Dagen – Dag 38

We worden geboren met
open armen, open handen
open monden die schreeuwen om erkenning
Met niets in onze klauwtjes liggen we al snel
in de klauwen van anderen
Liefhebbende monsters
Nietsvermoedende monsters

Want wat konden zij eraan doen toen ze ons voedden?
Dat die voeding geprakt werd van groenten
die elders ter wereld voor een hongerloon werden gekweekt?
Dat die mensen geboren werden met niets,
en ouder werden met niets
tot ze uiteindelijk doodgingen aan
niets

Wat wisten zij van de bevlekte luiers, bevlekt met verteerde schuld,
die op grote bergen verzameld werden
aan de rand van de maatschappij
om daar weg te rotten in ongeveer een eeuw
bedekt onder de aarde zodat niemand het hoefde te zien
of opgestookt
Hier, ga maar terug de atmosfeer in waar je nooit vandaan kwam

Waarom niemand hen vertelde dat onze eerste babykleren
gemaakt werden door onze generatie van een paar jaar ouder
en slechts tien uur vliegen verder
zodat als wij na een maand uit onze kleertjes groeiden
het niet teveel zou kosten om nieuwe te kopen
Wat kost het eigenlijk om nieuwe te kopen?
Geen idee, want we spreken geen Bangadees

40 Dagen – Dag 37

Hij had nog nooit een sneeuwstorm gezien
waar haar gezicht niet in te herkennen was
De oude man voor de hut bij de bevroren zee
waar hij zijn netten knoopte met knokige handen
die de kleur en textuur hadden van de rotsen
wachtte op de lente zodat zijn herinneringen
zouden smelten met de laatste sneeuw
Volgend jaar zou de vis weer komen
maar de luchten herhaalden zich eindeloos
Zijn gelijnde gezicht mompelde roerloos
oude zeerijmen over de geliefden van toen
die ook de zijne hadden kunnen zijn
Dat is hoe hij wist dat met de nieuwe sneeuw
de sneeuwstormen hetzelfde zouden blijven