Met een beetje hulp van mijn vrienden

Ik breng flessen naar de glasbak
Twee flinke boodschappentassen vol
In mijn eentje had ik nooit zover kunnen komen

Ik heb geteld hoeveel we hebben opgespaard
Dertien groen, zeven wit, twee bruin
Voorlopige conclusie: we verkiezen wijn boven speciaalbier

Een buurvrouw fronst haar wenkbrauwen
Maar ik voel nu geen schaamte
Alleen als ik met mijn vrienden ben heb ik een drankprobleem

Koepelanalogie voor Daan Zeijen

Met een omgekeerde kuil valt niet te knikkeren
Wie gooit zijn geometrisch inzicht het dichtst bij?

Eigenlijk is een koepel gewoon een bolhoed voor een gebouw
Een bolhoed met een hele dunne rand, die we dakgoot noemen
Is dat niet oneerlijk?

BROOD

Het gouden veld vol van lentekinderen
De warme herfstwind ruist door hen heen
Zij kennen alleen de zomerzon
Spoedig daalt de winterkou neer uit het noorden
En luidt het gezeisde einde in
Zoals in de profetie van de betekenisloze God
Hun waker en beëindiger

Uit zijn golfplaten kooi daalt neder
De engel des doods
Ronkende moloch van staal en olie
De miljoenen vallen voor zijn messen
Weerloos tegen het draaiende ijzer
Dat niet stopt voordat de taak volbracht is
“Immer sollen Sie durchmarchieren”

Opgeslokt en uitgespuwd in een massagraf
Voortkruipend over dat wat hulpeloos achterblijft
Nu vervreemd van de geboortegrond
Meegenomen naar een doods land
Gebouwd uit elektriciteit en beton
Samengebracht met anderen
Ontdaan van alles behalve hun kern

Vermalen tussen de kaken van zielloze machines
Niet langer de stenen van windmolens
Maar gedreven door de brandende kolen van de aarde
Verbrijzeld en verdronken
Gecorrumpeerd met de laagste vorm van leven
Gekneed als levensklei tot een arbitraire vorm
En dan, de ovens in – Oh! de ovens in

KAAS

Keizer van het weiland
Verdelger van organisch groen
Opgesloten in metalen gevangenis
Gedwongen te werpen

Stollend voedsel
van ongewenste kinderen
Ter dood veroordeeld
nog voor hun eerste begin

Zonder daglicht
Zonder substantie
Het wonder van wit vlees
Een kadaver voor elke gele schijf