Oh, geliefd snijdraad,
lange tijd heb ik gezworven tussen jouw mazen.
Voorzichtig bewegend, bukkend, springend
langs de scherpe messen van jouw gemoed.
Vele dode kameraden vond ik in jouw spinsels,
uiteengereten na een verkeerde beweging.
Ook ik raakte welhaast,
een arm kwijt, een been.
Maar de tijd is gekomen, ik zie
het vrije pad naast jouw niemandsland.
Nog eenmaal door de gaten,
nu vluchtend,
en dan laat ik jou
alleen, met je lijken.
Vaarwel, geliefd snijdraad.