Jaarbreuk (2/14)

Van 23 december 2019 t/m 5 januari 2020 schrijf ik elke dag één gedicht om het breken van het jaar te vieren.

Aan de andere kant van de zon
staat een huis van verwachtingen
hoop en angst en sociale constructen
De toekomst is een grove inschatting

Bakstenen ouder dan ik
liggen laconiek in regen en wind en zon
Ze zien ons wel verschijnen
Ze zien ons wel weer gaan

Jaarbreuk (1/14)

Van 23 december 2019 t/m 5 januari 2020 schrijf ik elke dag één gedicht om het breken van het jaar te vieren.

We leven in dagen van advent
Steken iedere dag weer een megaton kaarsjes aan
Branden, branden, branden
We leven in het licht van het groteske schouwspel

“Kom,” zei Moeder. “je begafenis zal feestelijk zijn.”
We maakten er een feestje van
“Kijk,” zei Moeder. “je zal sterven in de zomer.”
Het is nooit meer niet zomer

Niet alles is gegeven en niet alles staat vast, maar…
Vandaag is ons totemdier een geschroeide koala

Worm

Een blinde worm in koude aarde
Ik eet me vooruit
De wereld gaat door me heen

Ze zingt verlies
maar een worm hoort niets

Kruipende treurnis
De ongeziene vogel
Een welkome dood
– voor wie?

Zwembad

Glij uit —
Je bloedt leeg op het beton-
nen randje van het zwembad
en ruikt iets anders
dan chloor

Op het oppervlak van Pluto zie je
een hart en een walvis
Daar vindt je iets van, er
loopt een kras over het scherm

Er is iets veranderd tussen ons, er
hangt een rimpeling in de lucht
en er kleeft iets tussen jou en je
woorden, die proeven anders

We trekken allemaal weleens
schaduwen over de tegels, maar er
leidt een bloedbandenspoor
naar jouw rug
en je blaast bubbeltjes
als je praat