Waar hij komt, sterft het gras
Zo brak hij de Balkan
Sloeg hij op de poort van Constantinopel
Vereffende hij Metz met de heuvels
en stond hij voor sidderend Rome
Buig, buig voor de Gesel Gods
Wie niet buigt,
breken we de knieën
Waar hij komt, sterft het gras
Zo brak hij de Balkan
Sloeg hij op de poort van Constantinopel
Vereffende hij Metz met de heuvels
en stond hij voor sidderend Rome
Buig, buig voor de Gesel Gods
Wie niet buigt,
breken we de knieën
Kom thuis, duisternis
van je eeuwige zoektocht
voorbij de horizon.
Er zal altijd meer licht schijnen
in de hemelen
dan je op kan slokken.
Al mijn woorden aan jou,
maar vooral ook mijn hart
rotten weg in een waterig graf.
Ondiep en gevuld met de resten
van dode rozen,
misplaatst, buiten hun perken,
in jouw drassige werkelijkheid.
Er is geen begrafenis,
noch een grafzerk
ter verwerking van de herinneringen.
Want in het moeras van jouw geest
valt niet te graven,
daar kun je alleen maar in zinken.
Doe dat dan ook.
Dus we zullen neuken,
neuken, neuken.
Schreeuwend, kreunend, zwetend.
Omdat er verder niets te doen is
en we het moment uit willen stellen
waarop we beseffen dat we elkaar eigenlijk
niets te melden hebben
en er niets te praten valt.
De nacht was lang, het strelen kort,
want slapen was minder ongemakkelijk
dan het reanimeren
van affectie die nooit geleefd heeft.